woensdag 13 mei 2015

Verjaardag!





Leuk, verjaardagsfeestjes. Vrienden om je heen, taarten staan te glunderen op de tafel en straks komt de wijn met de borrelnootjes. Vrienden met kinderen, die van opwinding niet weten waar ze het zoeken moeten en dus elkaar het leven zuur maken. En gillen. Meng het met de hard pratende ouders en je hebt een pandemonium van geluid dat gezellig is en een ramp voor mij.
Ik bevind mij aan de tafel met de taarten op snij-afstand. Naast mij zit een mij vaag bekende man die vrolijk vertelt over van alles en nog wat. Ik versta er niks van. Maar niet getreurd, ik ben een meester in de non-verbale communicatie en zie aan zijn gezicht wanneer ik lachen moet, verontwaardigd mijn hoofd moet schudden, instemmend moet knikken. Af en toe versta ik een woord en dan weet ik een zin te produceren, volkomen natuurlijk, want wie snijdt er niet zo af en toe een ander onderwerp aan. Soms is het in de roos en knikt de ander instemmend.
Op een gegeven moment zegt hij: “enoe istaan!”, waarop ik zeg: “nou!”. Hij kijkt me aan. Het was een vraag…  Ik vraag hem het te herhalen en begrijp: “En hoe is het daar nu?” Waar? Ik stel deze vraag en begrijp dat het over een kennis gaat waar het niet goed mee gaat. Alleen gaat het met deze kennis volgens mij heel goed, dus ik zeg: “oh, z’n gangetje, gaat wel”. Hij kijkt me aan. Ik voeg er met een begripvol knikje aan toe: “naar omstandigheden dan…”. Hij trekt een verbaasd gezicht en zegt: “hoezo?”. Ik weet niet meer over welke kennis we het hebben en het zweet breekt me uit. Ik ga naar het toilet en daarna naar de tuin om uit rusten.
Nou zult u zeggen, waarom zeg je niet gewoon dat je hem niet verstaat in deze herrie en dan heeft u natuurlijk gelijk. Er is nog een oplossing voor dit probleem: samen naar een rustige plek wandelen. Nadeel: je zit lang aan iemand vast en dat moet je dan wel willen. Nog een oplossing: Gesprek kort houden. Maar ja, je gaat niet naar verjaardagen om zo kort mogelijke gesprekken te voeren. Laatste oplossing: niet meer naar verjaardagen gaan. Het nadeel hoef ik u niet te vertellen, we hebben er allemaal mee te maken. Ik ga nog steeds naar verjaardagen. Ik kan de toiletten en tuinen uittekenen.

zondag 30 maart 2014

Soms even niet

Een kamer vol mensen. Kennissen en vage bekenden. Een man vertelt een mop, iedereen lacht. Ik heb hem niet goed verstaan en vraag hem de mop te herhalen. Hij komt heel dicht bij me staan en roept de mop nog een keer. Ik doe net of ik het nu wel versta en denk zogenaamd na over de clou. Weer lacht iedereen, maar nu om het feit dat ik de mop niet begrijp. Ik herinner me een artikel, waarin staat dat slechthorende mensen bang zijn om dom gevonden te worden en voel me ineens heel treurig. Ik loop naar een andere kamer om alleen te zijn. Ik sta alleen in die kamer en heb het gevoel dat ik me aanstel. Schaamtevol loop ik terug, maar iedereen is weg. Er ligt een mobiel en een tasje op een tafel en ik weet dat een oude vriendin er nog moet zijn. Ze komt de kamer binnen met een lange man, die heel dicht bij me komt staan. Hij vertelt me dat er een praatgroep van de PvdA bestaat, waar ik mijn problemen bespreken kan. Ik denk: “over m’n lijk”.
Carl Jung was er van overtuigd dat dromen signalen afgaven over de toestand in je onderbewuste. Je kunt er van leren. Deze droom vertelt me dat slachtoffergedrag naar eenzaamheid leidt. U mag er een andere betekenis aan geven, dit is de mijne.
Een paar dagen geleden gebeurde er iets met me. We zaten aan tafel met zes personen en iemand vertelde een verhaal dat ik half verstond en half interpreteerde. Op een gegeven moment begreep ik een wending niet meer. Ik verstond “tien over negen” en in het kader van het onderwerp, zwangerschap, begreep ik het niet meer goed. Het bleek dat de verteller “een tiener van negen” had gezegd. Alom gelach. Doorgaans lach ik mee, maar iets hield me tegen. Misschien een besef dat er om mij gelachen werd en niet om een zeer komisch misverstand. Ook daar kan ik best tegen, maar nu even niet. Ik voelde me niet “neergezet” of zo, nee ik had gewoon geen zin om mee te lachen, want ik vond het niet komisch. De lach doofde langzaam uit en in het bedremmelde stilzwijgen zei ik simpelweg: “het is niet altijd grappig om iets niet goed te verstaan, soms is het gewoon vervelend”. Ik zei het als een feit, niet als een klacht.
Hoe moeten wij ons tot onze eigen slechthorendheid verhouden? Het is een feit dat de communicatie met anderen stroever verloopt en het is van belang om de omstandigheden waarin we communiceren zo gunstig mogelijk te maken. Dat leren we vanzelf, we zullen wel moeten. Dus schaffen we gehoorapparaten aan en allerlei andere apparatuur die het horen tot een zo natuurlijk mogelijke ervaring maken. Nooit een vanzelfsprekende, dat is geweest. Maar hoe gaan we om met de lachende medemens? Meestal lach ik mee, sterker nog, door met lachen te beginnen nodig ik mensen uit dat ook te doen. Het is nou eenmaal vaak komisch. Maar soms niet. En ook dan blijf ik bij mezelf. 
Van Carl Jung geleerd.


dinsdag 21 januari 2014

Magie

De stad staat garant voor de meedogenloze herrie die gratis mijn apparaten in dendert en ik wantrouw alles wat gratis is,  dus zet ik ze altijd op de stand “omgevingslawaai uit”. Soms, op de fiets gezeten, doe ik ze uit. Dat is een bijzondere ervaring.
Dan ervaar ik  de drukte om me heen als een stomme film waar ik zelf geen deel aan heb, wat natuurlijk een groot gevaar met zich mee brengt, want ik heb er wel degelijk deel aan. Geen afslag nemen zonder goed te kijken dus. Einde waarschuwing, want ik wil het over de ervaring hebben.
De mensen die zich over de stoep bewegen, ergens naar toe, krijgen zonder geluid ineens een dramatische lading. Onwillekeurig komt er begeleidende muziek in me op, meestal iets klassieks en meeslepends. Ik zie de in zichzelf gekeerde, verbaasde, doelbewuste gezichten en begrijp dat ieder mens op de één of andere manier naar het geluk zoekt en dat iedereen intussen tobt met het leven.
De stilte brengt ook magie met zich mee. Neem mijn fietsbel. Ik hoef alleen maar even het palletje naar beneden te drukken en weer los te laten en in de volkomen stilte van deze handeling gaat de fietser voor me aan de kant. En ik hoef er helemaal geen toverspreuk bij te zeggen! Je hebt de wereld in je hand als je geen apparaten in hebt.
Daar denkt de horende anders over. Laatst kreeg ik van vrienden een grote fietsbel cadeau. Ze gaan er blijkbaar van uit dat je zelf de bel goed wilt horen, nou, ik hoorde hem, ook zonder apparaten, het was een regelrecht alarm. Met gepaste trots reed ik voor het eerst de stad in met mijn grote bel en bij de eerste de beste gelegenheid, een vrouw met kind achterop, gaf ik hem van katoen. Het resultaat was verbluffend. De vrouw begon te slingeren, het kind begon te huilen en de fiets eindigde op de stoep tussen de geschrokken voorbijgangers, die mij vervolgens woedend aankeken of ik een misdaad had begaan. Ze hadden iets komisch in mijn stomme film.
Ik reed in stilte naar huis waar ik mijn oude belletje weer op het stuur monteerde. Ik kon het niet nalaten nog even de straat op te gaan om de magie weer te ervaren.

De magie die je van het leven maken kan.

zondag 29 december 2013

Risee

Bij de telefonische reservering voor het restaurant vraag ik om een tafeltje aan de zijkant en dat is geen enkel probleem. Bij aankomst blijkt dat er één tafeltje in het midden staat: dat van ons. De discussie over dit voorval zal ik u besparen, maar het resultaat is dat we in het midden zitten, tussen twee groepen van 10 personen, met alle herriegevolgen van dien.
Nadat de ober de borden met reebout voor ons neer zet, steekt hij een monoloog af over de ingrediënten. Er zijn drie soorten mosselen in verwerkt: paarse, rode en witte. Kijk, zo leer je nog eens wat. Paarse mosselen, wie had dat gedacht! Als hij verdwenen is inspecteer ik mijn bord. Geen mossel te bekennen. Ik uit mijn onvrede tegenover mijn vrienden die tot mijn grote verbazing in een homerisch gelach uitbarsten: “Wortelen!, hij zei wortelen!” Ze tuiten hun lippen, wat geen zin heeft , want mosselen vragen om dezelfde tuit. Het is duidelijk, ik ben de risee.
Vreemd hoe vasthoudend ik als slechthorende ben in de zekerheid dat ik alles versta. Als er iemand getuige was geweest van de conversatie die een vriend en ik onlangs hadden, waande hij zich waarschijnlijk in een absurdistisch toneelstuk:
“Heerlijk, zo’n cd-rom. En tussendoor geen reclame”.
“Nee, ik heb het wel doorgelezen, maar moet het nog goed bestuderen”.
“Waar heb je het over?”
“Nou dat kan ik zelf bepalen, twee weken of zo”.
Voor mij ging deze conversatie over het bestuderen van een cursusboek en hoe lang ik er over zou doen. Ergens in mij huist de rots der ontkenning die maakt dat ik met grote zekerheid conversaties voer van hoge artistieke kwaliteit.
Hergé, de maker van Kuifje, heeft deze vasthoudendheid mooi in professor Zonnebloem vastgelegd:
Kapitein Haddock: "Zeg, u hebt daarnet geen antwoord gegeven op mijn vraag... Komt dat uitstapje naar de maan van u er nou ?"
Professor Zonnebloem: "Nou, als ik u was, zou ik kamferspiritus proberen."
Kapitein Haddock: "Ik heb 't niet over kamferspiritus, duizend bommen! Komt die maantrip er nou!..."
Professor Zonnebloem: "'s Morgens en 's avonds inwrijven."
Kapitein Haddock: "Kwibus! Of u nog naar de maan wou ...!"
Professor Zonnebloem: "Kan zijn... Maar heus, er gaat niets boven kamferspiritus!”
Over de misverstanden die ik met vrienden heb wordt hartelijk gelachen. Je kan je afvragen of dat bij Zonnebloem ook het geval is:
Kuifje: “Dag, meneer Zonnebloem!”
Zonnebloem: “Warempel!...Onze  vriend Kuifje!... Wat een verrassing!. Ik hoop dat je een paar dagen blijft?”
Kuifje: “Jammer genoeg niet! Ik moet vanavond weer thuis zijn…”
Zonnebloem: “Des te beter! Des te beter! Je kunt je niet voorstellen hoe fijn ik dat vind!”

Nee, dan maar liever de risee.

zondag 5 mei 2013

Aansluiting


De wachtkamer van de huisarts zit bomvol. Op maandagmorgen komt men in het weekend ontwikkelde kwalen met de dokter doornemen. Neem mij. Bij een lichte oorpijn vrees ik al snel een oorontsteking, dus het apparaat van mijn rechteroor laat ik thuis. Om mij te weren tegen al te veel contact met omstanders, neem ik de ochtendpuzzel mee, waar ik mij, eenmaal gezeten, heftig in verdiep.
De mensen in de wachtkamer kijken stuurs voor zich uit, een kind scharrelt bij de blokkendozen, de moeder gaat op in haar mobiel. Door de vitrage zie ik een auto mistig voorbij zweven. Er komt een nieuwe cliënt de kamer binnen, zo één met een open, vriendelijk gezicht die altijd wel in is voor een praatje  en ja hoor, hij wil naast me zitten. Ik schuif op en duik in de puzzel.
Ik voel het. Hij wil contact. Zijn lichaam neigt licht naar het mijne en hij fluistert me iets toe. Ik draai mijn hoofd naar hem en kijk hem vragend aan. Hij fluistert het nog een keer. Uit zijn oogrichting, de “a” en het halfhartige liplezen dat ik doe, boetseer ik het woordje “verslavend”.  En –dom, dom- ik geef antwoord: “Inderdaad”. Veel te hard. Ik glimlach als een boer met kiespijn en ga weer terug naar mijn puzzel, waarbij ik een ingewikkeld gezicht trek: “niet storen aub”. Maar juist dat ingewikkelde gezicht spoort de man aan door te fluisteren. Geen touw aan vast te knopen, dus schud ik hopeloos “nee” en haal mijn schouders op. Het kind is op het gefluister afgekomen en komt voor me staan. Hij kijkt me met grote ogen aan. Er is iets aan de hand, iedereen voelt het, de spanning in de kamer is te snijden, de gezichten strak van gespeelde onverschilligheid.
Dan trekt de man zich terug en gaat z’n krant lezen. Er speelt een vreemde glimlach op z’n lippen. Ik kijk naar hem en zie dat hij een gehoorapparaat in heeft. Heeft hij begrepen dat ik hem niet kan verstaan of is hij gewoon teleurgesteld?  Ik zou het hem willen vragen, maar ja…
Een gevoel van saamhorigheid komt over me, een “wij tegen de rest”gevoel, dat versterkt wordt door het nog steeds starende kind en de vluchtige blikken van de omstanders. Buiten zweeft een bakfiets voorbij. De moeder staart nog steeds naar haar mobiel. Ik kijk het kind in de ogen en produceer een grote glimlach.
Hij rent naar zijn moeder, maar vindt geen aansluiting.

Zoektocht


Op weg naar een training kom ik er achter dat ik mijn hoortoestellen vergeten ben (tweede coming out: ik draag hoortoestellen). Er doemen beelden op van wanhopig gebarende duikpakken in nood, stille bubbeltjes en al. Ik heb, zoals altijd, een keuze: terug gaan en te laat komen of doorrijden en de deelnemers confronteren met mijn slechthorendheid. Ik kies voor het laatste. Een historisch moment, ik kies voor het dirigeren van mijn eigen leven. Het onderwerp van de training speelt een rol: helder communiceren en presenteren. Nou, dat heb je als slechthorende zonder hulpmiddelen wel nodig en ik kan de mensen iets leren over hun slechte articulatie, het parkeren van hun ongeduld, focussen op de ander, werkelijke aandacht. Het wordt een feest en ze zijn me, hoop ik, niet vergeten.
Toen ik voor het eerst hoortoestellen droeg, had ik het gevoel dat ik twee satellietschotels op mijn hoofd had, ik voelde me belachelijk. Nu, na 15 jaar, vind ik het nog steeds prettig als mijn toestellen een beetjes verborgen blijven. Onzin?  Ja hoor eens, ik ben ook maar een mens.  Dat heeft tot gevolg dat de andere mens pas later ziet dat ik iets achter mijn oren heb en dat levert heel bijzonder gedrag op: onmiddellijke ontkenning en een onstuitbare nieuwsgierigheid, die zich manifesteert in korte laserstraalblikken  op mijn oren. Hoortoestellen hebben de aantrekkingskracht van een lamp op motten. Je leert de mensen kennen als slechthorende, je ziet hun strijd, hun oordeel, hun angsten. Eigenlijk is slechthorendheid een zegen als je in de communicatie werkt, de mensen worden kwetsbaar, ze openen zichzelf door met alle geweld de deuren dicht te houden. Typisch Nederlands, volgens mij, die geharnaste nieuwsgierigheid. Ik ben vaak in Frankrijk en ik heb nog nooit één Fransman naar mijn apparaten zien staren. Die gaan eleganter om met gêne.
Ik zie het wel, hoor, die lichte irritatie bij mensen als ik iets niet versta, ik hoor het aan de toon waarop ze veel te hard hun boodschap herhalen, waardoor ik het weer niet versta, want schreeuwen heeft bij mij het gevolg dat het geluid vervormt.
Leg het ze maar eens uit, neem het ze maar eens kwalijk. Nu heb ik de stellige overtuiging dat mijn gehoorprobleem inderdaad mijn probleem is en dat ik er mee moet leren omgaan, niet de ander. Perfecte communicatie bestaat niet, het is een eeuwige zoektocht die nooit zijn voltooiing zal bereiken. Goede communicatie bestaat wel en wordt bedreven door mensen die op zoek zijn naar perfect communiceren.
Ik wil trainingen met doven en slechthorenden. Kan ik eindelijk mijn haar eens afknippen.

Dirigeren


Ik heb er genoeg van, ik kan niet langer doen of er niks aan de hand is, het is tijd voor mijn coming out: ik volg een cursus gebarentaal. Zo, dat is er uit. Toen ik dit aan een vriend vertelde, trok hij gekke gezichten en maakte idiote gebaren, waarmee de toon was gezet: gebarentaal is voor mensen die niet helemaal sporen. Ik had helemaal geen behoefte meer om over gebarentaal te vertellen, mijn verhaal mocht niet bestaan.
Onlangs zag ik zes jongens, op straat,  die elkaar iets te vertellen hadden. Eén vertelde blijkbaar een mooi verhaal, de anderen keken toe. Een ander reageerde met een eigen verhaal en weer keken de anderen toe. De geluidssmog van de stad was om hen heen, vrachtauto’s raasden voorbij, taxi’s toeterden, maar het deerde hen niet, ze stonden onder een dak van stilte en concentreerden zich op de verteller, een adembenemend gezicht. Hoe vaak kom je mensen tegen die zoveel  aandacht voor elkaar hebben? Zo moet het zijn, dacht ik, dit is wat we allemaal willen.  We hebben moeite om elkaars verhaal te laten bestaan en breken in zodra we kans zien, alleen om ons eigen verhaal te kunnen vertellen. Op de televisie is het normaal geworden om de ander te onderbreken, geprofessionaliseerde onbeschoftheid. We zijn er aan gewend geraakt en voelen de stress niet meer.
Daarom is een workshop storytelling zo bevrijdend. De andere deelnemers luisteren echt, applaudisseren als het klaar is en stellen vragen. Je hebt het gevoel dat je verhaal mag bestaan. Verplichte kost voor iedereen die met communicatie werkt.
Die jongens, dat begreep u al, waren doof. Ik gun ze een beter imago en daar ga ik aan werken, net zo lang tot gebarentaal sexy is geworden. Ik stel voor om reclamespotjes te maken met schaars geklede dames die uitnodigende gebaren maken en de opgehitste kijker naar de site van het Nederlandse gebarencentrum lokken om er achter te komen wat ze bedoelen. Dat je een loser bent als je geen gebarentaal kent. En als iedereen het kan (verplicht vak op school, onderdeel van sollicitatieprocedures), dan allemaal naar de workshop storysigning. Wat een rust zal er op de wereld neerdalen, het is de eerste stap naar wereldvrede. Want bedenk: gebarentaal is de  dirigent van de communicatie.
Zo heeft iedereen zijn doel. Het mijne is ambitieus, dat geef ik toe en ik doe het dan ook stapje voor stapje, te beginnen met deze coming out. Was u geschokt? Verbaasd?
Misschien was u verveeld, misschien trok u gekke gezichten.
Dan heb ik nog een lange weg te gaan.